ECARTICO
Linking cultural industries in the early modern Low Countries, ca. 1475 - ca. 1725

Jan Philipsz van Bouckhorst

Portrait
Name:Jan Philipsz van Bouckhorst
Gender:male
Born:Haarlem circa
Died:Haarlem
Father:
Mother:

Occupations:

Occupational address:

Attributes

Category Attribute Value Date startDate end
Subject of painting Historiehistoriestukken

Relations

Relation Modifier Date startDate end
Education and training
master of Pieter Janssen, alias: Jansz. / Janszencertain

References

External biographical records

Primary sources

  1. Houbraken, Arn., De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen, waar van 'er vele met hunne beeltenissen ten tooneel verschynen, … zynde een vervolg op het schilderboek van K. van Mander (3 vols.), Amsterdam: Arnold Houbraken (1718-1721), volume 1: 356 (sub Pieter Janszen)
  2. Ampzing, Samuel, Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland in rijm bearbeyd ende met veele oude ende nieuwe stucken buyten dicht uyt verscheyde kronijken, handvesten, brieven, memorien ofte geheugeniszen ende diergelijke schriften verklaerd ende bevestigd, Haarlem: Adriaen Rooman (1628)

Secondary sources

  1. Groenendijk, Pieter, Beknopt biografisch lexicon van Zuid- en Noord-Nederlandse schilders, graveurs, glasschilders, tapijtwevers et cetera van ca. 1350 tot ca. 1720, Leiden: Primavera (2008)
  2. Thieme, Ulrich & Becker, Felix, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, Band 4, Leipzig: Engelmann (1910)
  3. Miedema, Hessel, De archiefbescheiden van het St. Lukasgilde te Haarlem, 1497-1798, Alphen aan den Rijn: Canaletto (1980)
  4. Dudok van Heel, S.A.C., 'Jan Pietersz Zomer (1641-1724) makelaar in schilderijen (1690-1724)', Jaarboek Amstelodamum 69 (1977), pp. 89-106
  5. Meißner, Günter, Allgemeines Künstler-Lexikon: die bildenden Künstler aller Zeiten und Völker, Teil 13, München-Leipzig: Saur (1996)
  6. Van der Willigen Pz, A., Les artistes de Harlem. Notices historiques avec un précis sur la gilde de St. Luc, La Haye: Mart. Nijhoff (1870)